Het is zondagmiddag wanneer Eric wordt gebeld door zijn collega die coördinatiedienst heeft. Zij hebben een melding binnen gekregen van een moeder met een volwassen dochter die in paniek heeft gebeld en uit haar eigen huis is gevlucht. Haar inwonende dochter is agressief en heeft haar geslagen. Dit is niet de eerste keer. De dochter heeft een verstandelijke beperking en ze heeft regelmatig last van epileptische aanvallen. Er zijn vele hulpverleningstrajecten doorlopen, maar haar dochter ziet het niet zitten om toe te werken naar bijvoorbeeld een begeleid- of beschermde woonvorm. In verband met de volwassen leeftijd van haar dochter en omdat ze aangeeft niet mee te willen werken aan hulpverlening, is er nu geen hulpverlening betrokken.
Eric belt de moeder op. Ze geeft aan dat ze voor haar huis in de auto zit. Eric spreekt af dat hij er aan komt. Als de situatie in de tussentijd verergerd moet de moeder contact opnemen met zijn collega, of – als er sprake is van fysiek geweld- de politie. Nadat Eric de auto heeft geparkeerd en naar het huis toe loopt, komt de moeder hem al tegemoet gelopen. Het is een tengere vrouw op leeftijd, verwilderde haren, rode kleur op haar gezicht en ze heeft wat zweetdruppeltjes op haar voorhoofd. Er is ook een forse verkleuring te zien bij haar linkeroog. Ze geeft aan dat het nu veilig is om naar binnen te komen. Bij een vreemde gaat haar dochter niet zo snel de confrontatie aan en ze zit nu op haar kamer. Als ze boos is en daar eenmaal is, komt ze meestal niet zo snel naar beneden.
Sinds de dochter van medicatie is veranderd i.v.m. epileptische aanvallen, is de agressie toegenomen. De moeder geeft aan al regelmatig blauwe plekken en schrammen te hebben opgelopen. Haar dochter is een forse vrouw en fysiek kan de moeder haar niet aan. Als er iets niet gaat zoals zij wil, dan raakt ze gefrustreerd. Als dit niet wordt gesust, kan het uit de hand lopen. Daarnaast zijn er, door de huidige corona periode, weinig mogelijkheden tot afleiding. Voor de corona uitbraak hadden zij verschillende activiteiten. De dagen werden toen gevuld met dansen, bowlen en dagbesteding bij een organisatie of clubverband. Met name de passie rondom dansen delen zij met elkaar. Nu dat allemaal niet kan, lopen spanningen sneller op.
Het overige (sociale) netwerk van de dochter is ook beperkt. Veel mensen raken in paniek bij een epileptische aanval, maar de moeder weet precies wat zij op zo’n moment moet doen. Mensen die zelf in paniek raken zijn haar dan meer tot last. Ze zorgt dan ook al sinds de geboorte voor haar, maar loopt nu tegen . De moeder maakt zich zorgen over de toekomst, bijvoorbeeld als zij zou wegvallen en haar dochter niet zelfstandig woont.
Eric vraagt aan zijn collega om contact op te nemen met de huisartsenpost om te overleggen of aanpassingen m.b.t. medicatie mogelijk zijn. De huisartsenpost geeft aan dat de dochter in een dermate specialistisch traject zit, dat zij het advies geven om geen aanpassing te doen m.b.t. medicatie zonder dat de arts waar zij in behandeling is dit heeft beoordeeld. De moeder en Eric concluderen samen dat er gekeken moet worden hoe de komende uren thuis overbrugt moeten worden tot er morgen (maandag) andere mensen bereikbaar zijn om meer mogelijkheden te onderzoeken.
Wanneer de golvende scheldkanonnade gestopt is, vraagt Eric onderaan de trap of de dochter met hem wil praten. Ze geeft aan niet naar beneden te willen komen. Eric vraagt of hij naar boven mag komen en de dochter geeft aan dat dit mag, maar dat deur dicht blijft. Eric zegt dat hij het niet zo prettig vind om tegen een deur te praten. Na dit een aantal keer gezegd te hebben, doet ze de deur open. Na een kort gesprek over koetjes en kalfjes geeft de dochter aan te weten dat ze soms agressief is en dat dit een bijwerking is van de medicatie. Ze heeft hier achteraf ook spijt van, maar geeft aan het niet te kunnen stoppen. Eric merkt dat ze onbegrip ervaart, angst (voor het onbekende) en dat ze geen controle heeft over haar buien. Ze zegt weleens met de hond te gaan lopen als ze onrustig is, maar omdat de hond op leeftijd is, kan ze niet ver weg. Zelf iets (alleen) ondernemen durft ze niet. Ze vind het fijn dat haar moeder voor haar zorgt en dat ze vooral bij epileptische aanvallen op haar kan vertrouwen. Dit leidt echter ook weleens tot frustraties, waar ze niet mee om kan gaan. Inmiddels is de spanning gezakt, maar geeft ze aan heel moe te zijn. De moeder geeft ook aan dat de situatie ook veel energie van haar vergt. Als Eric doorvraagt over haar idee omtrent hulpverlening blijkt dat ze niet goed weet wat er bedoeld wordt en wat ze daarvan kan verwachten. Daarbij maakt het haar ook angstig, ze leeft al zo lang samen met haar moeder die er altijd voor haar is. Eric noteert de gegevens van de huisarts en van het wijkteam zodat zij kunnen kijken naar meer mogelijkheden voor de dochter.
De situatie tussen moeder en dochter is weer rustig. Ze bedanken Eric voor het bezoek en het gesprek. Vervolgens vertrekt hij weer. In de auto vertelt hij het verloop aan zijn collega en op kantoor zorgt hij voor een goede overdracht voor de hulpverlener die de casus hierna zal oppakken.