Om zes uur ‘s ochtends op zondagmorgen wordt Ebru van het Crisis Interventie Team (CIT) gebeld door het ambulancepersoneel. Zij zijn ter plaatse bij een gezin waarvan de man die ochtend aan een natuurlijke dood gestorven is. Meneer heeft een vrouw met een zoon van achttien uit een eerdere relatie. Haar zoon heeft een persoonlijkheidsstoornis. Het ambulancepersoneel maakt zich zorgen om de psychische gesteldheid van moeder, zij heeft zich vastgeklemd aan het lichaam van haar partner en het ambulancepersoneel krijgt maar geen contact met haar. Daarnaast ligt haar zoon nog te slapen en weet van niets. Het is dus belangrijk te zorgen dat moeder kalmeert en met ondersteuning van het CIT haar zoon kan inlichten.
Ebru en haar collega’s zijn aangekomen bij de woning en proberen contact te maken met de nog steeds erg verwarde vrouw. Dit lukt en mevrouw wordt langzaam rustiger. Ondertussen is haar zoon wakker geworden. Zijn moeder vertelt hem samen met het CIT dat haar vriend is overleden. Het team vangt de zoon op terwijl er met moeder praktische dingen worden geregeld. Haar vriend blijkt namelijk niet ingeschreven te staan in Nederland, waardoor het niet zeker is wie het lichaam komt ophalen en waar meneer kan worden begraven. Het CIT overlegt met de politie en samen zorgen ze ervoor dat het lichaam wordt opgehaald en meegenomen naar het dichtstbijzijnde uitvaartcentrum.
Moeder en zoon nemen in de woning afscheid van hem en vinden hierna troost bij elkaar. Het CIT bespreekt met hen hoe ze de rest van de dag door kunnen komen. Ze kiezen ervoor om familie in te lichten en met zijn allen bij elkaar te komen.
Het CIT wenst beiden veel sterkte en laten hun contactgegevens achter, zodat moeder en zoon contact op kunnen nemen wanneer ze nog iets nodig hebben. Het was een heftig begin van de zondagochtend, maar Ebru en haar collega’s zijn blij dat moeder en zoon uiteindelijk waardig afscheid hebben kunnen nemen.